Voor buitenlanders lijkt één klein land in Europa het toonbeeld van tolerantie en sociale vrijheid. Nederland is al enkele decennia een toonbeeld voor vrijdenkers – terwijl het strenge moralisten schokt – met zijn ontspannen benadering van drugsgebruik, prostitutie en euthanasie. Wat buitenlanders echter niet begrijpen, is dat deze liberalisering vaak in de praktijk bestond voordat wetten werden aangepast om er aan te voldoen. Veranderingen in de wetgeving die controversiële praktijken reguleert zoals drugsgebruik, prostitutie en euthanasie, werden voorafgegaan en aangewakkerd door veranderingen van actoren op de grond.
Als we de Nederlandse drugswetgeving bijvoorbeeld eens nader bekijken, ontstaat er een paradoxaal beeld. Hoewel het illegaal is om drugs te produceren, te bezitten en te verkopen, ontkent de overheid niet dat de drugs bestaan (en worden gebruikt). Een van de Nederlandse nationale televisiekanalen host bijvoorbeeld de show Spuiten en Slikken, een educatieve serie met onderwerpen als seks, drugs en rockmuziek. De show heeft zelfs een eigen ‘Drugslab’ waarin de presentatoren van de show verschillende ‘illegale’ drugs gebruiken om hun effecten op het lichaam te laten zien.
Hoewel het op het eerste gezicht misschien vreemd lijkt dat zulke shows op de overheidstelevisie verschijnen, vertelt het ons iets over de positie van de Nederlandse regering ten aanzien van drugs. Het heeft een realistische en gevoelige aanpak gekozen: het gebruik van deze stoffen niet ontkennen, maar het publiek relevante informatie verstrekken. Dit biedt een manier voor de overheid om een meer gehumaniseerde aanpak te omarmen, een die de individuele keuze niet helemaal wegneemt, maar in plaats daarvan individuen in staat stelt om, wanneer ze de wet overtreden, dit op zijn minst veilig te doen.
Gedogen in plaats van verbod of totale acceptatie
Met name op het gebied van marihuana is Nederlander opgeschoven naar een informele benadering van de omgang met de drugs. Hoewel de wetten nog steeds zeggen dat je het niet zou moeten gebruiken, hebben handhavingsambtenaren – politie en procureurs – toegestaan dat marihuana-gerelateerde activiteiten op bepaalde plaatsen en in bepaalde graden kunnen doorgaan. Verkoop en gebruik in de nabijheid van scholen is bijvoorbeeld verboden.
We interviewden Dike van de Mheen, een professor aan de Universiteit van Tilburg, over de paradoxale status van marihuana. Ze legde de situatie uit:
“Verkoop en teelt zijn illegaal, maar er zijn een aantal criteria opgesteld op basis waarvan overtreders niet worden vervolgd of gestraft. Het is nog steeds niet legaal, maar als je aan een aantal criteria voldoet, word je niet vervolgd.”
De Nederlandse autoriteiten beoefenen wat men “zachte overheid” zou kunnen noemen. Bij de implementatie van deze flexibele aanpak hebben ze aanzienlijke stilzwijgende steun van de politici en het publiek.
Hoewel het wettelijk verboden blijft, hebben functionarissen in de praktijk besloten om de verkoop van een maximumhoeveelheid van vijf gram wiet per persoon door erkende coffeeshops of cannabiscafés te tolereren. Dit betekent dat, hoewel de verkoop van marihuana technisch gezien illegaal is, de politie noch winkels vervolgt die voldoen aan de gestelde criteria, noch personen die zich aan bepaalde wetten houden. Het heeft geleid tot het interessante geval van coffeeshops die de wet overtreden, schuldig werden bevonden voor de rechtbank en geen boetes ontvingen omdat, volgens Tom Kleijn, een verslaggever voor het dagblad Nieuwsuur, zij “de wet braken terwijl ze handelden naar de wet.”
Vooruitgaan: strijd leveren tegen criminele organisaties en veilig gebruik garanderen
Met deze praktische en juridische acties in het achterhoofd, werd in 2017 een nieuwe wet voorgesteld om (gereguleerd) transport en de teelt van marihuana op dezelfde manier te tolereren als de verkoop: illegaal op papier, maar legaal in de praktijk. De nieuw geïnstalleerde nationale overheid stelde ook een experimentele proef voor met door de overheid goedgekeurde marihuana, om in winkels in een klein aantal gewillige gemeenten te worden verkocht.
Professor Van de Mheen zegt dat deze maatregelen zullen worden genomen om ervoor te zorgen dat coffeeshops hun marihuana kunnen verkopen tegen een prijs die kan concurreren met drugs uit het criminele circuit. Op deze manier hoopt de Nederlandse overheid de afhankelijkheid te verminderen van coffeeshops ten opzichte van professionele criminele organisaties die waarschijnlijk niet alleen in cannabis handelen, maar ook in wapens, vrouwen en cocaïne.
De mogelijke liberalisering van het drugsbeleid is met enthousiasme ontvangen, zowel door gemeentebesturen die de veiligheid in steden hopen te verbeteren als door het publiek. De prominente Nederlandse jurist Gerard Spong heeft de voorgestelde wet van harte omarmd en verklaart dat deze eindelijk een overeenkomst zal creëren tussen de juridische praktijk en het overheidsbeleid, waardoor laatstgenoemde eindelijk actueel wordt. Sommige politici, gemeenten en coffeeshophouders hebben echter kritiek op het idee.
Een oplossing voor de echte wereld – of gewoon verwarrend?
De Nederlandse praktijk van “selectieve handhaving” lijkt ongetwijfeld verwarrend, zo niet ronduit corrupt, voor mensen met een mechanisch beeld van de overheid. In de formele democratische theorie zijn beleidsvragen eenvoudige, zwart-witte keuzes: “Is het roken van marihuana goed of fout?” of “Is euthanasie goed of fout?” enzovoort. In deze vereenvoudigde opvatting, als “het volk” besluit dat deze praktijken verkeerd zijn, wordt verondersteld dat het hele apparaat van de overheid – politie, openbare aanklagers, rechtbanken – dit verbod rigoureus en mechanisch handhaaft in alle hoeken en gaten van het land.
In de echte wereld is deze rigide handhaving natuurlijk niet mogelijk en ook niet wenselijk. Er is zeker ontduiking, wat de wet ook zegt. Als de politie een rigide handhavingsaanpak volgt, gaat de ontduiking diep onder de grond, waar gewelddadige, asociale handelaars – criminelen – de verboden activiteiten uitvoeren. Het alternatief, dat Nederland heeft aangenomen, is om de verboden activiteit toe te laten, en het te leiden naar meer open kanalen waar zowel autoriteiten als het publiek duidelijke misstanden kunnen waarnemen en corrigeren.
De andere kant van deze medaille van selectieve handhaving is dat de praktijk binnen redelijke grenzen wordt gehouden. Omdat alleen erkende coffeeshops in hun praktijk worden getolereerd, kunnen er beperkingen aan worden opgelegd. Coffeeshops in de buurt van scholen worden bijvoorbeeld vaak gesloten door de lokale overheid en bepaalde beperkte openingstijden kunnen worden geëist van winkels. Misschien is het verrassend dat sommige coffeeshophouders deze gedeeltelijke inmenging verwelkomen. Op de vraag welke beleidsveranderingen ze zouden willen zien, reageerden de eigenaren van Coffeeshop Willie Wortel’s Sativa – die liever anoniem blijven – als volgt: “We zouden graag zien dat cannabis gelegaliseerd wordt, zodat we dezelfde rechten en plichten hebben als elk ander Nederlands bedrijf!”
De Nederlandse ervaring benadrukt de mogelijkheid dat de beweging weg van overheidsregulering subtieler kan zijn dan men zou denken. Velen in het libertaire kamp, die de voorkeur geven aan minder overheidsinmenging in persoonlijke keuzes, nemen onbewust het zogenaamde omverwerpingsmodel van verandering aan. De regering en haar functionarissen worden gezien als de vijanden van vrijheid. In dit model streven diegenen die verandering willen naar een groot wetgevend of constitutioneel besluit dat de overheid volledig uit de publieke sfeer haalt.
Het alternatieve model van “zachte overheid”, waarbij overheidsfunctionarissen zelf betrokken zijn bij een gedeeltelijke, “niet-juridische” liberalisering, is een ontwikkeling die zowel politieke filosofen als activisten moeten overwegen.
Origineel gepubliceerd op fee.org.