Als het aan de RVS en het RIVM ligt kunnen we écht niet langer doorgaan met de reclames van ‘ongezonde’ producten, noch met ondernemen in de branche van ‘ongezond voedsel’. Groenten en fruit daarentegen, die zijn gezond dus daar mag de btw van verlaagd worden. Het aantal personen met overgewicht wordt, in het kader van collectieve zorg, als een soort negatief extern effect beschouwd van de voedselindustrie. Dankzij het bestaan van deze ‘externe effecten’ beweert men dat de overheid noodzakelijkerwijs moet ingrijpen en gebruik moet maken van belastingen, subsidies, beperkingen van de productie, of het stopzetten van de productie van het goed om de situatie te ‘verhelpen’. Ik wil aantonen dat deze kritiek op de markt ongeldig is; sterker nog, ik wil uitleggen waarom de markt in feite moreel superieur is aan economisch overheidsingrijpen. Via het werk van Ayn Rand, door middel van een beknopte epistemologische verdediging, zal ik een verdediging van de markt verschaffen.
De vrije markt vindt zijn grondslag in vrijwillige handel. ’Vrij’ in deze zin, refereert naar de afwezigheid van het initiëren van fysieke kracht, inclusief de aantasting van iemands eigendom tegen de wil van de eigenaar. De eigenaar van een snackbar of een snoepfabrikant faalt er niet in om te handelen volgens de principes waar ’vrij’ op is gebaseerd. Ik ben uiteraard niet verontwaardigd over het bestaan van deze beleidsadviezen; wij leven in een gemengde economie (quasi planeconomie). Maar waar vinden deze adviezen hun basis in; op welke economische analyse baseren zij zich? Twee aannemelijke motieven kunnen zijn: 1) de verzorgingsstaat is niet houdbaar met – relatieve – vrijheid óf 2) de overheid vat mensen op als van nature irrationeel i.p.v. de overtuiging dat de mens een rationeel dier is wat beschikt over de rede. In dat geval zou de overheid een sterke, paternalistische rol in moeten nemen ter bescherming van onszelf; dit zou in de eerste plaats een aanleiding kunnen zijn van de verzorgingsstaat. Als dat uitgangspunt klopte had de mens echter nooit de vooruitgang geboekt zoals dat is gebeurd.
De overheid grijpt hier dus in omdat de markt te veel goederen levert wat negatieve externe effecten veroorzaakt (‘ongezond’ voedsel) en te weinig goederen levert wat positieve externe effecten veroorzaakt (‘gezond’ voedsel). Een positief extern effect is wanneer iemand buiten de transactie een voordeel ontvangt. Denk hierbij aan vaccinaties: personen die niet betrokken zijn bij de verkoop of aankoop van vaccinaties hebben er alsnog baat bij als anderen zich laten vaccineren. Hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe onwaarschijnlijker het is dat mensen buiten de transactie van de koop of aankoop in contact komen de ziekte in kwestie; wat zo leidt tot minder zieke mensen. Een voorbeeld van een negatief extern effect is (in de context van een grote overheid) overgewicht; de druk op de zorg, en mensen die gezond leven kosten worden opgelegd omdat anderen ongezond leven. Dit vermeende falen van de markt, zowel positief als negatief, werkt als aanleiding voor overheidsingrijpen in de markt. De ‘oplossing’ is hierbij overeenkomstig; het schenden van individuele rechten. Bij negatieve externe effecten is de bewering dat de overheid de productie van deze goederen moet beperken door bijvoorbeeld belasting op te leggen aan de producenten van dergelijke goederen. Goederen met positieve externe effecten moeten worden gestimuleerd via subsidies zodat producenten van dergelijke goederen worden bijgestaan voor de voordelen die ze aan anderen verlenen.
Het gevolg: individuen die niet bereid zijn om vrijwillig meer van iets te betalen worden gedwongen meer geld uit te geven aan goederen waar zij minder voldoening uit halen, en minder geld uit te geven aan goederen die hen meer voldoening zouden geven. Fundamenteel gezien, is het dwingen van individuen om te betalen voor dergelijke zaken de facto het schenden van individuele rechten (bijvoorbeeld de rechten van belastingbetalers). Rechten zijn namelijk – volgens Ayn Rand – morele principes; het definiëren en bestraffen van de vrijheid van een individu om te handelen in een sociale context. In het geval van producenten van dergelijke ‘ongezonde’ producten zouden de producenten eerst moeten falen om te handelen volgens de principes waar ’vrij’ op is gebaseerd. Daarom, wanneer iemands individuele rechten worden beschermd, iemands vrijheid wordt beschermd tegen fysieke kracht. Dit zou de overheid legitimeren om, via overheidsingrijpen, de individuele rechten en de vrije markt te beschermen. Stel dat een snoepfabrikant liegt over de inhoud en fysieke schade aan een individu aanricht; de overtreding is hierbij terug te voeren op één persoon of entiteit. Want vergis u niet wanneer u denkt dat de overheid de markt corrigeert. De overheid hindert alleen één of meerdere individuen om met anderen, op vrijwillige basis, om te gaan. Denk bijvoorbeeld aan een partner die vreemd gaat. De fout is hierbij terug te voeren op één persoon (op een handeling); u denkt niet dat het concept ‘liefde’ heeft gefaald.
De vrije markt is moreel superieur aan overheidsingrijpen in de markt omdat de vrije markt individuele rechten ten goede komt. Overheidsingrijpen verhindert potentiële handelaren om iets van waarde te ontvangen (ze zijn slechter af dan ze zouden zijn als de transactie wél plaats had gevonden). Dit klopt omdat, wanneer iemands individuele rechten worden beschermd, zij vrij worden gelaten om te handelen vanuit hun eigen -rationele- eigenbelang waarmee zij kunnen reageren op winstmotieven, prijzen kunnen vaststellen en het verdiende geld kunnen besteden op een manier wat hen ten goede komt. Dit zijn de determinanten om productie en rijkdom te maximaliseren; het stelt individuen in staat om, op de beste manier mogelijk, hun leven en welzijn te verbeteren. In korte economische essentie is dit waarom het beschermen van individuele rechten altijd de economie ten goede komt en waarom het schenden van deze rechten altijd schadelijk is voor de economie. Zodoende, ligt de immoraliteit van overheidsingrijpen in de premisse dat individuen niet onafhankelijk handelen. Het is niet mogelijk om het individu met het collectief te verbinden en gelijktijdig onafhankelijken te behandelen alsof ze collectief handelen. Dit is waarom niemand verantwoordelijk mag worden gehouden voor iets waarvoor hij niet verantwoordelijk is. Ten slotte, wanneer de overheid dit feit (individuen handelen onafhankelijk) negeert, worden anderen behandelt alsof ze ergens verantwoordelijk voor zijn; iets wat zij feitelijk niet hebben gedaan, hen hiervoor straft, voor verschijnselen die zij, als onafhankelijk individuen, niet tot stand hebben gebracht (d.w.z. zij worden verantwoordelijk gehouden voor de aantoonbare toename in personen met overgewicht). Waarom zijn wij dit met z’n allen als ’moreel acceptabel’ gaan beschouwen?